Opinie: Durf het debat open te voeren
In een democratische samenleving behoort ruimte voor kritisch denken vanzelfsprekend te zijn. Juist op gevoelige thema’s moeten we debat niet uit de weg gaan, maar zorgvuldig voeren. Eén onderwerp waar dit in toenemende mate onder druk lijkt te staan, is het publieke en politieke debat over het Israëlisch-Palestijns conflict.
De IHRA-definitie van antisemitisme, die door veel Europese landen – waaronder Nederland – is overgenomen, stelt dat antisemitisme ook kan bestaan uit vormen van kritiek op de staat Israël. Dit lijkt in eerste instantie logisch: antisemitisme kan zich immers vermommen als politieke kritiek. Maar de realiteit is dat deze definitie op gespannen voet staat met de vrijheid om staten kritisch te bevragen, zeker wanneer dit met feiten, onderbouwing en goede bedoelingen gebeurt.
De verstrengeling van politieke kritiek met een beschuldiging van antisemitisme leidt tot een sfeer van terughoudendheid, angst voor publieke veroordeling of zelfs juridische gevolgen. Dat is zorgwekkend. Wanneer parlementsleden, wetenschappers of journalisten zich niet meer vrij voelen om Israëlisch beleid – zoals de omgang met Palestijnse burgerbevolking, nederzettingen of militaire operaties – te bespreken, raken we de kern van een open samenleving kwijt.
Er is een duidelijk onderscheid nodig tussen antisemitisme – dat altijd bestreden moet worden – en legitieme kritiek op beleid van een staat, hoe gevoelig ook. Dit onderscheid wordt in de praktijk steeds vaker vervaagd, en dat is geen toeval. Ook internationale mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International en Human Rights Watch hebben dit aangekaart. Binnen Israël zelf zijn er kritische stemmen – van B’Tselem tot Israëlische ex-militairen – die fel tegen het eigen overheidsbeleid protesteren. Zijn zij ook antisemitisch?
Dat overheden en instellingen steeds vaker definities hanteren die politiek debat beperken, ondermijnt de democratische rechtsstaat. Wanneer Europese landen een breed aanvaarde definitie gebruiken om bepaalde vormen van politieke meningsuiting op voorhand te marginaliseren, dan schuiven we op richting censuur – ook al gebeurt dat via juridische of morele omwegen.
Laat het duidelijk zijn: elke vorm van racisme, inclusief antisemitisme, verdient veroordeling. Maar net zomin als kritiek op China gelijkstaat aan anti-Chinees racisme, of kritiek op de VS aan anti-Amerikanisme, mag kritiek op Israël gelijk worden gesteld aan Jodenhaat.
Het is tijd dat we opnieuw leren onderscheiden. Niet alles wat schuurt is haat. Niet alles wat ongemakkelijk is, is gevaarlijk. Een gezonde democratie beschermt juist die ruimte waarin men moeilijke vragen durft te stellen, mits met respect en redelijkheid.
Vrijheid van meningsuiting is geen vrijblijvend recht. Het is het fundament waarop democratie rust.