Zoals jullie hebben kunnen lezen is de strafrechtelijke procedure “Smaad en Laster” tegen onze (voormalige) minister van VenJ op niets uitgelopen omdat de minister een speciale grondwettelijke bescherming geniet ( Vonnis en Betekenis Vonnis HR).
We zijn echter niet bij de pakken neer gaan zitten en hebben een strafrechtelijk procedure gestart tegen de politie. Deze hebben immers alle documenten geschreven waarop het OMG-beleid is gebaseerd. Na sepot is een klaagschrift ex art 12 ingediend.
Maar ook jegens de minister zitten we niet bij de pakken neer. Inmiddels hebben we een nieuwe minister en de eerste stap was natuurlijk om een dialoog tot stand te brengen. Dat is echter op niets uitgelopen helaas. Minister Ard van der Steur wil hier niets van weten. Daarop hebben we duidelijk laten weten dat we een civiele procedure “smaad en laster” zullen starten tegen de minister. Hierover hebben wij het ministerie ingelicht en middels pers aandacht gevraagd hiervoor (Pauw 11 mei 2015).
De correspondentie is taai maar wel interessant. Hou even vol en lees mee. Een aantal passages uit onze brief aan de minister:
“Als gevolg van het OMG-beleid wordt de Veterans MC, haar individuele leden en zelfs familieleden disproportioneel getroffen.
Het optreden van de overheid, de berichtgeving en de uitlatingen waaraan Justitie en politie zich schuldig maken ontberen echter elke feitelijke en juridische grondslag. De Veterans MC vindt dat hiermee alle maatschappelijke fatsoensnormen zijn geschonden. Door het moedwillig stigmatiseren in het publieke domein zijn hun eer en goede naam onherstelbaar beschadigd. Daarnaast maakt de overheid zich schuldig aan het al dan niet doelbewust onjuist informeren van de Tweede Kamer en het publiek over de Veterans MC.
De overheid dient te waarborgen dat in de beleidsvoering de morele integriteit, de eer en goede naam van natuurlijke personen en verenigingen niet worden aangerand. Justitie en politie weten of kunnen redelijkerwijze vermoeden dat hun uitlatingen in het maatschappelijk verkeer niet op waarheid berusten. Desondanks wordt daar doelbewust ruchtbaarheid aan gegeven. Daarom is sprake van onrechtmatige (overheids-)daad en laster, smaad en belediging jegens de Veterans MC.
De Veterans MC ziet zich genoodzaakt een aantal juridische acties in gang te zetten om zich te weren tegen de laster en smaad en de gevolgen van de jegens hen onterechte aanpak van de zogenoemde OMG’s.“.
Duidelijke taal die niet mis te verstaan is, lijkt me.
Na een vraag om uitstel, die door ons in alle redelijkheid verleend is, heeft vandaag het ministerie geantwoord. Ze wijzen alles van de hand en verdedigen het OMG-beleid. In grote lijnen komt het er op neer dat wij dit alles over ons zelf hebben afgeroepen door onze kleding, gedragingen en associaties. Een aantal, mijns inziens onbegrijpelijke opmerkingen wil ik jullie niet onthouden:
“De aanleiding om specifiek beleid te ontwikkelen ten aanzien van OMG’s in het algemeen is gelegen in het feit dat de overheid beschikt over signalen dat OMG’s betrokken zijn bij georganiseerde criminaliteit, (dreiging met) geweld en verstoring van de openbare orde. Bovendien is gebleken dat OMG-leden relatief vaak betrokken zijn bij (openbare orde-) incidenten en relatief vaak over criminele antecedenten beschikken. OMG-leden maken daarbij overigens ook zelf de keuze om de symbolen te gebruiken en de identiteit uit te dragen die uitdrukken dat zij boven de wet staan. Uit de aard der zaak staat het de overheid op grond van deze redenen vrij om via een landelijke en geïntegreerde aanpak specifiek beleid te ontwikkelen, teneinde de veiligheid en leefbaarheid in de samenleving te vergroten.
Deze landelijke en integrale aanpak is niet gericht op (een limitatief opgesomde) lijst met OMG’s of een motorclub in het bijzonder, maar op het fenomeen OMG-problematiek en daarbinnen op de bestrijding van normoverschrijdend en ondermijnend gedrag. Dit beleid heeft de instemming van de Tweede Kamer.
Als motorclubs – en OMG’s in het bijzonder – zich in woord en gebaar (interviews, handelen, symbolen, etc.) identificeren met die OMG’s waarvan meer dan gemiddeld wordt vastgesteld dat de leden daarvan handelen in strijd met de openbare orde, inclusief het plegen van strafbare feiten, mag het geen verwondering wekken dat zij de bijzondere aandacht van de overheid krijgen. De betreffende motorclubs en hun leden hebben het door hun activiteiten, gedragingen en vrije keuze om zich met gebruikmaking van de bekende groepssymboliek als een OMG te presenteren derhalve grotendeels in eigen hand of er handhavend tegen hen wordt opgetreden, zoals iedere burger en organisatie in Nederland dat door eigen gedragingen mede in eigen hand heeft.
Ik benadruk dat het beleid gebaseerd is op het rechtmatig inzetten van handhavingsinstrumenten bij geconstateerd normoverschrijdend gedrag en criminele activiteiten. Dat optreden is te allen tijde gebaseerd op wet- en regelgeving die waarborgen voor natuurlijke en rechtspersonen bevat. Daarbij staan in voorkomende gevallen rechtsmiddelen open tegen toegepaste (strafrechtelijke, fiscale of bestuursrechtelijke) handhavingsinstrumenten. Hiermee kan het overheidsoptreden worden getoetst. Anders dan uw clienten lijken te veronderstellen, is derhalve geen sprake van overheidshandelen zonder juridische grondslag. Gelet op het voorgaande valt niet in te zien dat het beleid ten aanzien van OMG’s jegens uw clienten onrechtmatig zou zijn. Ik zie dan ook geen aanleiding voor de door u gevraagde bevestiging dat het beleid zich niet meer tot uw cliënten zal richten.
Anders dan u stelt, is de Tweede Kamer in brieven en voortgangsrapportages met betrekking tot het OMG-beleid voorts niet geïnformeerd over de Veterans MC in het bijzonder, maar over het OMG-beleid in het algemeen. De namen van de clubs van uw cliënten worden niet genoemd in de brieven aan de Tweede Kamer. Het onjuist informeren van de Tweede Kamer over uw cliënten is derhalve niet aan de orde, ook anderszins niet. De overheid kan overigens niet verantwoordelijk worden gehouden voor wat de media over uw cliënten berichten.“.
Het lijkt taaie en juridische stof en de messen worden duidelijk geslepen om het gevecht aan te gaan. Toch zijn wij blij met het openhartige antwoord van de minister, al was het alleen maar omdat het bol staat van de foutieve aannames. Ook wordt het beleid zoals het is neergelegd niet ontkent en dat is heel belangrijk. Men erkent dat is sprake is van “Guilty by Association“.
Allereerst erkent men dat men beschikt over signalen en niet over bewijzen. Daarbij stelt men dat wij symbolen dragen waarmee we erkennen dat we boven de wet staan. Een mooier voorbeeld van “de wereld op zijn kop” is er niet. Eerst beweerde men, overigens zonder enig bewijs, dat de symboliek van een motorclub staat voor criminaliteit om vervolgens te opperen dat we erkennen crimineel te zijn omdat we de symboliek dragen. Zo maakt de minister het ons wel heel makkelijk in de rechtbank.
Dan wordt opgemerkt dat men zich niet beperkt tot een “lijstje” van motorclubs en dat is gewoon een leugen. Het “lijstje” staat gewoon omschreven in “Outlawbikers in Nederland” en dat is vrijelijk te downloaden van de website www.politie.nl . Zowel pers als bestuurders gebruiken dan ook dit “lijstje” ten telkenmale. Kortom: men ontkent wat heel makkelijk bewijsbaar is.
Dan ben ik enorm blij met de opmerking “bij geconstateerd normoverschrijdend gedrag en criminele activiteiten“. Dit is ronduit geweldig want de minister erkent hier precies wat wij claimen. Ik zou “I rest my case” uit willen schreeuwen. Dit wordt het stokpaardje van onze zaak, vanaf nu.
Tenslotte is de opmerking “De overheid kan overigens niet verantwoordelijk worden gehouden voor wat de media over uw cliënten berichten.” een uiting die aantoont hoe ver het ministerie van de werkelijkheid af staat. De uitgebreide artikelen op www.politie.nl leveren het bewijs van “smaad en laster” en dat kan onmogelijk als “media” worden afgedaan. Daarbij gaat het niet in de eerste plaats om wat de media specifiek over ons schrijft. Dat valt alleszins mee. Het gaat er om ” … dat het beleid gebaseerd is op het rechtmatig inzetten van handhavingsinstrumenten … “. Daar gaat de casus om; dat is de insteek.
We gaan dus ook in deze casus naar de rechtbank; dit keer de civiele rechter.