Een slecht bericht bereikt me zojuist. Ik kijk naar mijn collage aan de muur. Het moet ergens in 1986 zijn geweest. Wiezel, Jos en ik in betere tijden. De foto is slecht, de herinnering geweldig. Maar ik ben de laatste van ons drieën. Zo wil ik hen onthouden. Feesten, maf doen, en nog veel maffer rijden. Kilometers, langs elkaar, van treffen naar treffen, van clubhuis naar clubhuis.
Ik denk aan het Elefantentreffen, toen nog aan de Salzburgring. We besloten om samen op mijn motor te rijden; dikke vetterkuip met beenkappen; was wat warmer. We vertrokken met de Kleppenjagers maar die reden ons veeeeel te langzaam. Dus wij knalden 150 a 160 vooruit en wachten weer op de zijspannen uit Gemert bij een benzinepomp. De weg was vrij maar toen we een parkeerplaats opreden bleek daar de sneeuw niet geruimd te zijn. Met 4 benen op de grond, een volgepakte motor omhooghoudend, kwamen we zijwaarts tot stilstand midden op de witte parkeerplaats. We hadden het niet meer koud …
Ik denk aan de avond toen Winnetou aan Wiezel vroeg om het kampvuur aan te maken. Een grote stapel pallets lag langs een kuil. Ik pakte mijn kruikje met 5 liter benzine en binnen een paar minuten stond de hele stapel in de fik. Was natuurlijk weer niet de bedoeling.
Ik denk aan mijn zijspan, net gekocht. Een Ural Dnepr met Honda 750 four block erin. “Ik kom er aan” zei Wiezel. Hij nam plaats in de bak en ik ging los. “Dat wordt lachen” riepen we in koor. Normaal rijden deden we toen niet. Al 10 keer had ik het geoefend; 50 km/uur; achterrem vol in, stuur om naar links. Dan draaide het hele span 180 graden en kun je direct weer wegrijden. Maar met Wiezel in de bak liep het anders. Het hele spul ging op zijn kop en Wiezel zat daar ergens onder. Een paar mensen kwamen erbij en we zetten het geheel weer op de rubbers. Wiezel zat nog in zijn stoel en had een big smile op zijn bek: “zelden zo gelachen” zei hij droog.
Na de begrafenis van Smurf belde ik hem op: “Waar was je lullo?“. Hij was emotioneel. “Ik kon het niet” zei hij, “Elke keer als ik daar kom neem ik weer afscheid van een maatje, ik kan er niet meer tegen“. Nou komen we voor jou, op jouw manier, zoals jij dat wil. Niet om te huilen maar om te zuipen, naar blues te luisteren en je leven te vieren. Want je hebt eruit gehaald wat erin zit. Tijd om te slapen.
Ik rij nog bijna alle dagen. In mijn kuip is ie altijd bij me. Ik kan en zal hem nooit vergeten. Proost MAAT!